Auteur: Koos-jan

  • Twee artikelen over militaire tehuizen

    Twee artikelen over militaire tehuizen

    Eind 2021 publiceerde ik twee artikelen over de geschiedenis van de Nederlandse militaire tehuizen in Nederlands-Indië/Indonesië.

    In Mars et Historia (december 2021) verscheen een artikel over de vrijwel onbekende geschiedenis van militaire tehuizen in Nederlands-Indië/Indonesië.

    In het wetenschappelijke tijdschrift Trajecta. Religion, Culture and Society verscheen een lang artikel over de discussies rond de militaire tehuizen tussen 1945 en 1950. Lees dat artikel (open access) hier.

  • Wetenschappelijke publicaties

    Wetenschappelijke publicaties

    Tijdens mijn aanstelling als onderzoeker aan de Vrije Universiteit Amsterdam (2018-2023) schreef ik verschillende (populair)wetenschappelijke artikelen. Aangezien zo’n lijstje vrijwel direct na het einde van een contract van internet verdwijnt, hieronder een overzicht met de belangrijkste publicaties.

    2022

    • ‘De militair tot zegen. Militaire tehuizen en de plaats van religie in de Nederlandse krijgsmacht, 1945-1950’, Trajecta. Religion, Culture and Society in the Low Countries 31.1 (2022) 487-526.
    • ‘Religie is blinde vlek in onderzoek naar Nederlandse optreden in Indonesië’, Nederlands Dagblad, 28 februari 2022.

    2021

    • ‘Gewetensbezwaarden onder vuur. Vaccinatieweigering bij orthodox-protestantse militairen in de Nederlandse krijgsmacht, 1945-1950’, Tijdschrift voor Geschiedenis 134:3 (2021) 385-408.
    • Dit hebben onze soldaten gedaan.’ Nederlandse zendelingen en militaire predikanten in Indonesië, 1945-1950’, Transparant 32:4 (2021) 12-15.
    • ‘Plaatsen waar de ziel kan rusten. Een kleine geschiedenis van protestantse militaire tehuizen in Nederlands-Indië/Indonesië, 1880-1950’, Mars et Historia 55:4(2021) 22-30.
    • ‘Strijders voor de aloude waarheid. Bevindelijk gereformeerde militairen en de militaire geestelijke verzorging in Indonesië, 1945-1950’, Oude Paden 26:4 (2021), 44-50.

    2020

    • ‘Food packages as Anti-Communist Weapons: Oskar Schabert, the Baltic Action for Russia and the Mobilisation of Christians in the Netherlands, 1924-1936’, Zeitschrift für Ostmitteleuropa-Forschung / Journal of East Central European Studies 69:2 (2020) 183-207.
    • ‘Stenen oprichten in Bethel. 30 jaar Transparant’, Transparant 31:3 (2020), 12-16.
    • ‘Indonesia’s Islamic Revolution’. Recensie van: Kevin W. Fogg, Indonesia’s Islamic Revolution (Cambridge, 2020), Reviews in History.

    2019

    • ‘Ware godsdienstzin en strenge moraliteit. Een thematisch-historische analyse van de preken van opperrabbijn Tobias Tal (1847-1898)’, De Moderne Tijd 3:1 (2019) 51-75.
    • John Exalto, met medewerking van Koos-jan de Jager, Het protestantse vaderland. Denken over natie, volk en kerk, 1939-2019 (Willem de Zwijgerstichting 2019) 152 p.
    • ‘Engelenzang en mitrailleurvuur. Kerst in de Indonesische oorlog, 1945-1950’, Tijdschrift voor Nederlandse kerkgeschiedenis, 22:4 (2019) 146-153.
    • ‘Frederik Johan Krop: strijder voor geloofsvrijheid in Nederland en Rusland’, Protestants Nederland, 84:1(2019) 3-6.
    • ‘En de mens schiep God naar zijn beeld’. Recensie van Reza Aslan, God een menselijke geschiedenis (Amsterdam 2018), Radix. Tijdschrift over Geloof, Wetenschap en Samenleving 45:1 (2019) 65-67.

    2018

    • ‘Die Mij tergen, hebben verzekeringen. Gewetensbezwaren en de bewustwording van de bevindelijk gereformeerden, 1919-1934’, Religie & Samenleving 13:2(2018) 87-106.
    • ‘Contested Crossing of Missionary Borders. William Fetler and the Russian Missionary Society in the Netherlands, 1931-1936’, Trajecta. Religion, Culture and Society in the Low Countries 26.2 (2018) 320-343.
    • ‘Tussen Pietje Baltus en Jomanda: religiegeschiedenis in Nederland’, Transparant, 29:4 (2018) 12-15.
    • Met Jeffry Huntjens, ‘Het Volkspetitionnement van 1878. De stem van het Tilburgse volk’, In Brabant. Tijdschrift voor Brabants Erfgoed, 9:1 (2018) 50-56. 

    2017

    • ‘A Mighty Soul-Saving Army Against Communism. William Fetler (1883-1957) and Twentieth Century Culture Wars’, Journal of European Baptist Studies, 17:2 (2017) 7-19.
    • ‘Van reli-pop naar refo-pop? Verschuivingen in populaire bevindelijk gereformeerde muziekcultuur’, in: Fred van Lieburg (red.), Orgelcultuur in de Biblebelt. Orthodox-protestants muziekleven in heden en verleden Biblebelt Studies 4, (Apeldoorn: Uitgeverij Labarum Academic, 2017) 110-135.
    • ‘Missionair Bewogen en Maatschappelijk Betrokken. Prof. dr. F.W. Grosheide (1881-1972)’, Historisch Tijdschrift GKN 36 (2017) 3-18.
    • ‘Een sekte-school der modernen? De politieke strijd rond de lagere school, 1874-1878’, Transparant, 28:1 (2017) 22-25.

     

  • Dekolonisatieonderzoek in het HDC-archief

    De resultaten van het onderzoek naar de dekolonisatie van Indonesië roepen veel reacties op. Extreem geweld blijkt structureel onderdeel te zijn geweest van het Nederlandse optreden. Over de rol van religie in de oorlog blijven echter veel vragen onbeantwoord, zo betoogde ik in een artikel in het Nederlands Dagblad. Het HDC Centre for Religious History herbergt verschillende collecties waarin antwoorden zijn te vinden.

    In de gepresenteerde onderzoeksresultaten krijgt de rol van religie, de kerken en de militaire geestelijke verzorging weinig aandacht. De onderzoekers benoemen terecht dat de meeste Nederlandse kerken zwegen over het extreme geweld. Slechts een kleine groep kritische geestelijken brachten berichten over dergelijk geweld naar buiten. Een belangrijke stem in die discussie is zendingspredikant H.A.C. Hildering, wiens archief ondergebracht is bij het HDC. Over hem schreef Marleen van den Berg eerder in de HDC-publicatie Voor de geest en het moreel van de troepen (2018).

    Veelstemmigheid

    Een belangrijk, maar omstreden, uitgangspunt van het dekolonisatieonderzoek is ‘veelstemmigheid’. Om het verleden goed te begrijpen is het noodzakelijk om open te staan voor alle perspectieven, toen en nu. In het HDC-archief zijn verschillende stemmen te vinden.

    Lees hier verder op de website van het HDC ->

  • Nederlands Dagblad: “Religie is een blinde vlek in onderzoek dekolonisatie”

    Nederlands Dagblad: “Religie is een blinde vlek in onderzoek dekolonisatie”

    Opinieartikel verschenen in Nederlands Dagblad, 1 maart 2022.

    De resultaten van het onderzoek naar de dekolonisatie van Indonesië roepen veel reacties op. Extreem geweld blijkt structureel onderdeel te zijn geweest van het Nederlandse optreden. Over de rol van religie in de oorlog blijven echter veel vragen onbeantwoord. Wat wisten de kerken en de militaire geestelijke verzorging van het stelselmatige geweld in Indonesië?

    In de gepresenteerde onderzoeksresultaten krijgt deze vraag nauwelijks aandacht. De onderzoekers benoemen terecht dat de meeste Nederlandse kerken zwegen over het extreme geweld. Slechts een kleine groep kritische geestelijken bracht berichten over dergelijk geweld naar buiten. Toch is de aandacht voor religie, kerken en militaire geestelijken in het onderzoek zeer beperkt. En dat is onterecht.

    Lid van een kerk
    Uit mijn promotieonderzoek blijkt dat religie een integraal en belangrijk onderdeel van de dekolonisatieoorlog was. In de periode 1945-1950 was de overgrote meerderheid van de Nederlandse militairen lid van een kerk. Aan de militaire geestelijke verzorging werd daarom door legerleiding en militairen grote waarde gehecht. Binnen de krijgsmacht was het christendom een belangrijke bron van identiteitsvorming, wat tot uitdrukking kwam in toespraken en (militaire) rituelen. Zo betoogde generaal Simon Spoor op het kerstfeest in 1946 met een verwijzing naar Johannes 1 dat de Nederlandse militairen vredeswerk verrichtten. In Indonesië streden zij vanuit ‘de christelijke liefde waartoe het Licht in den kerstnacht ons roept’ tegen de krachten van revolutie en chaos.

    Predikanten
    De Nederlandse kerken stonden vrijwel unaniem achter militair ingrijpen. Geestelijken baden voor een spoedig herstel van de orde door middel van de militaire operaties. Predikanten en pastoors gaven in brieven aan militairen hun steun en waren trots op hun missie om orde en rust te herstellen in ‘ons Indië’. Die missie was niets minder dan Gods plicht. Een kleine, maar zich roerende minderheid in de kerken keerde zich fel tegen militaire acties om het Nederlandse gezag te herstellen. Bij de start van de eerste ‘politionele actie’ schreef de pacifistisch theoloog Gerrit Jan Heering ‘met brandende schaamte’ over het Nederlandse oorlogsgeweld. In plaats van ‘de bediening der verzoening’koos Nederland voor het domme geweld, voor ‘de bediening van het machinegeweer en van het luchtbombardement’. Hoe dan ook, religie en oorlogvoering hoorden bij elkaar.

    Extreem geweld
    Een belangrijke conclusie van het dekolonisatieonderzoek is dat berichten over extreem geweld op alle niveaus werden verhuld. Toch verschenen er gedurende de oorlogsjaren regelmatig verontrustende berichten in de kerkelijke pers. Kritische predikanten, met name uit de Nederlandse Hervormde Kerk, schreven en spraken over het extreme geweld.Bekend is de geruchtmakende preek van Jan Buskes in 1948, waarin hij ‘Spoor’s afgebrande dessa’s op Java’ gelijkstelde met ‘Hitlers concentratiekampen’. Ook anderen roerden zich. Over de zuiveringsacties op Zuid-Celebes schreef Krijn Strijd: ‘Wat we op Celebes hebben gedaan staat gelijk met de ergste wandaden, door de nationaalsocialistische Duitsers in oorlogstijd uitgevoerd. (…) Duizenden Indonesiërs zijn daar door ons de dood ingejaagd.’ Regering en legerleiding waren zeer gevoelig voor de kerkelijke kritiek en wezen deze stellig af. Na de radiopreek schreef de minister aan de hervormde synode dat Buskes zijn kansel had misbruikt en waarschuwde tegen herhaling. Ook binnen de kerken kregen deze predikanten felle tegenstand. Buskes ontving bijvoorbeeld woedende brieven van hervormde kerkleden. Door de overwegend linkse signatuur van deze predikanten bleef hun invloed in de Nederlandse kerken beperkt.

    Militaire geestelijken
    In het dekolonisatieonderzoek is nauwelijks aandacht voor de honderden militaire geestelijken, terwijl zij militairen vergezelden op patrouilles en tijdens grote acties. Voor militairen waren zij het eerste aanspreekpunt voor kwesties rond moraal en gewetensvragen. Aan het front maakten zij veelvuldig militair geweld mee en schreven ze in persoonlijke brieven over oorlogsmisdaden waarvan zij getuige waren.In het openbaar kozen ze echter voor ontkenning van de kritische berichten en kwamen ze op voor de goede naam van het Nederlandse leger. Mogelijke geweldsontsporingen moesten volgens hen intern worden berecht. Maar we weten inmiddels definitief dat deze interne bestraffing ontbrak.

    Gewetensvragen
    De uitkomsten van het dekolonisatieonderzoek roepen allerlei nieuwe vragen op. Wat was de betekenis van het geloof voor individuele militairen die extreem geweld meemaakten? Hoe te denken over geweld? Kregen militairen te maken met gewetensvragen en hoe reageerden militaire geestelijken daarop? Als we werkelijk het collectieve en individuele handelen in het verleden willen begrijpen, wordt het hoog tijd om religie serieus te nemen.

  • Historiek: God en Jan Soldaat: een curieus gedicht

    Historiek: God en Jan Soldaat: een curieus gedicht

    Eind 1947 liet legercommandant generaal Simon Hendrik Spoor een briefkaart drukken met daarop een prent van Christus aan het kruis en een knielende menigte. De linkerhelft van de prent representeert de oorlog in donkere kleuren, vlammen en oorlogsmateriaal. De rechterhelft laat een lichte, dankende groep mensen zien die de vrede voorstellen. Jan Soldaat staat centraal op de prent naast de gekruisigde Christus. Onder de prent staat het gedicht ‘God en Jan Soldaat’:

    Wij wenden ons tot God en Jan Soldaat,
    Als hooge nood en bitt’re strijd ons wacht,
    De nood voorbij, het land in vredesstaat,
    Vergeten wordt de Heer en Jan Soldaat veracht.

    Volgens zijn biograaf werd de publicatie veroorzaakt door de onheuse reactie van de eigenaar van een landbouwonderneming, die de Nederlandse militairen die even daarvoor zijn onderneming hadden beschermd tegen een aanval afblafte.1 Het gedicht viel in goede aarde bij de Nederlandse militairen die vochten tegen de Indonesische tegenstander. Spoor had onder zijn mannen een goede naam als bewonderenswaardige, onvermoeibare en tegelijk menselijke legercommandant die het hoogste offer gaf voor de vervulling van zijn taak. ‘God en Jan Soldaat’ werd gezien als een uiting van Spoors ijver om op te komen voor ‘zijn’ leger tegenover de kritiek vanuit politiek en maatschappij. Ondanks de populariteit van ‘God en Jan Soldaat’ is er weinig bekend over de geschiedenis van het gedicht. In dit artikel laat ik deze geschiedenis zien, waarbij ik expliciet aandacht vraag voor de religieuze elementen in de prent en de gedichttekst.

    ‘Onbegrijpelijk’

    Dit verhaal begint in februari 1948, toen Tweede Kamerlid Dolf Joekes (PvdA) in een debat over de oorlog in Indonesië vragen stelde over de prent. Aan hem was een exemplaar van de prentbriefkaart toegezonden. In de Kamer stelde hij dat hij de strekking van het gedicht zou kunnen begrijpen wanneer deze afkomstig was van een antimilitaristische groep. Maar nee, hem was verzekerd dat het gedicht afkomstig was van generaal Spoor. Daarom vroeg hij de minister om opheldering:

    ‘Ik vind het een profanatie op deze wijze een dergelijk beeld te gebruiken en onbegrijpelijk, dat legerautoriteiten een dergelijke publicatie onder de militairen zouden verspreiden.’